Wolken en Onweer

 

 

Vederwolk (Cirrus fibratus)

 

Depressie op komst (op een afstand van enkele honderden kilometers) binnen een dag/of enkele dagen.

 

Vederwolk (Cirrus uncinus)

Westelijk weersysteem op komst.

 

Cirrostratus

Een van boven naar beneden doorzettende bewolking uit het westen, die waarschijnlijk gevolgd wordt door neerslag.

Condensatiestrepen

Condensatiestrepen kunnen ontstaan als een rechte streep in het spoor van een overvliegend vliegtuig. In het Engels worden deze strepen 'contrails' genoemd: een afkorting voor 'condensation trails', ofte wel gecondenseerde sporen. Ze worden gevormd door condensatie van waterdamp uit de motoren van het vliegtuig (waterdamp komt vrij bij verbranding van brandstof). In droge lucht zullen ze snel verdwijnen, maar in vochtige lucht kunnen ze geruime tijd blijven hangen. Na een tijdje worden ze dan dunner en verdwijnen. Tussen de vliegtuigmotor en het begin van het spoor ligt altijd een zekere afstand. Deze ontstaat doordat de waterdamp uit de motor nog te heet is om direct te condenseren. Andere vormen van deze sporen zijn de uitgewaaierde condensatiestrepen (ook 'distrails'). Dit  zijn sporen van lucht, die als een vliegtuig door een wolk heen vliegt, uit de wolk verdampt door de hitte van de vliegtuigmotor.
Vaak nog eerder dan de dunne, ijle bewolking van een naderend warmtefront geven deze strepen 'contrails' aan dat er een weersverandering op komst is, een naderende warmte front.

 

Cumulus mediocris

Stapelwolken die onstaan door opstijgen van warme lucht (convectie)
Ook wel stapelwolk genoemd: in verticale richting ontwikkelende wolken. Ze ontstaan vaak niet ver van de plek waar men ze ziet, maar kunnen door de wind ook flinke afstanden afleggen. Meestal zijn het afzonderlijke wolken met scherpe randen, een donkere horizontale onderkant en naar boven toe een bloemkoolachtig uiterlijk. Ze kunnen in alle vormen en maten voorkomen: klein, middelgroot en groot.

Het weer speelt zich af in de onderste 10 kilometer van de atmosfeer, de troposfeer. Wolken halverwege die laag, tussen 2 en 6 kilometer, worden middelbare wolken genoemd. In de meteorologie worden drie soorten onderscheiden: altocumulus (grote schaapjeswolk), altostratus (zon of maan blijven zichtbaar als of ze door matglas schijnen) en nimbostratus (een donker grijze regenlucht).
De nimbostratus is het saaist: een uitgestrekt grijs wolkendek dat zich over de gehele hemel uitstrekt en waaruit onafgebroken neerslag valt. De zon wordt gaat achter het dikke wolkenpakket volledig schuil. Vaak zitten er lage flarden onder (pannus), maar de neerslag houdt pas op wanneer er lichtere plekken in de wolken zichtbaar worden.
De regenlucht wordt vaak voorafgegaan door altostratus, een egaal grijsachtig wolkentype. Die bewolking ontstaat op de grens tussen koude en warmer lucht, waarbij de warme lucht over de zwaardere koude lucht schuift. Duitse meteorologen noemen dat proces "Eintrübung". Eerst is de omtrek van de zon of de maan er nog doorheen te zien (translucidus), maar meestal wordt de bewolking snel dichter, verdwijnt de zon en zet de neerslag in (opacus). Soms komt deze bewolking in verschillende lagen voor (duplicatus).
Een andere middelbare wolk is de altocumulus. De bewolking bestaat vaak uit banken of velden grote schaapjeswolken soms met een golfvormige structuur (undulatus). Ze ontstaan wanneer op grote hoogte koudere lucht binnenstroomt en ook dan loopt het vaak uit op neerslag. Soms hebben de wolken het uiterlijk van een rij torentjes van een kasteel (castellanus). Meestal is dat een voorbode van onweer, al kan de bewolking eerst weer een aantal uren verdwijnen. Soms hebben deze wolken een vlokachtige structuur (floccus), maar ook dan volgt slechter weer en zijn de onweerskansen groot. Heel opvallend zijn deze wolken als ze lensvormige structuur hebben (lenticularis). Dat gebeurt vooral in de buurt van bergen waar het hard waait.